1151

Faalangst? 7 tips!

Last van faalangst? 7 tips!

Posted 26 januari 2020

Wanneer een kind last heeft van faalangst kan dat zijn (school)prestaties behoorlijk in de weg zitten. Maar wist je dat er 3 verschillende soorten faalangst? Welke herken jij bij je kind of leerling? Ik geef je 7 tips om ermee om te leren gaan.

Motorische faalangst
Hierbij hebben kinderen angst om fouten te maken bij bijvoorbeeld gym en sport (grof motorisch), maar ook bij tekenen of knutselen (fijn motorisch).

Sociale faalangst
Kinderen die hier last van hebben, ervaren angst in sociale situaties. Dit uit zich bij het geven van een presentatie aan de klasgenoten of bij het maken van nieuwe vrienden op het schoolplein. Zij zijn bang voor wat anderen van hen zouden kunnen denken.

Cognitieve faalangst
Deze kinderen ervaren angst bij het maken van werk waar je een beoordeling voor krijgt, zoals een toets of examen. Ze gaan dan vaak extra goed leren.

Kinderen vertellen meestal niet uit zichzelf dat ze faalangstig zijn, maar soms kun je het zien aan hun gedrag of hun lichaam. Ze gaan bijvoorbeeld zweten, krijgen hoofd- of buikpijn, hartkloppingen en zelfs hyperventilatie. Of ze gaan stotteren, of de clown uithangen.

Tips die helpen
Laat de op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel angst jouw kind ervaart of gebruik hiervoor het zorgenformulier. Deze kun je hier gratis downloaden ..
Laat je kind succeservaringen opdoen, zodat het positieve gedachten over zichzelf krijgt.
Laat je kind iedere dag minsten 5 dingen opschrijven waar hij die dag trots op was.
Laat je kind bedenken dat moeilijkere dingen wel lukken door helpende gedachten te formuleren: ‘Fouten maken hoort erbij. Hier leer ik van. Hoe vaker ik het doe, hoe beter het gaat.’
Leer je kind om hulp te vragen wanneer hij voelt dat hij angstig wordt. Een ontspanningsoefening kan helpen om rustig te worden wanneer je kind zich gespannen begint te voelen.
Leer je kind een ademhalingsoefening: 4 tellen in, 4 tellen uit, 4 tellen in en weer 4 tellen uit. Focus hierbij op de buikademhaling.
Laat je kind veel dingen doen waar hij blij van wordt. Onderzoek samen wat dat is, een wandelingetje maken of even wat tekenen.

Bedenk wat het ergste is wat zou kunnen gebeuren en stel dan de volgende vragen: “Is het echt waar dat dat gaat gebeuren? Hoe zeker weet je dat dat waar is? Hoe voelt het als je dit gelooft? Hoe zou het zijn zonder deze gedachte?” Visualiseer de gewenste uitkomst. Hoe ziet het eruit wanneer je de angst niet (meer) zou hebben?

Onderwijsmateriaal